· 

Troosttuin

Ik heb nog altijd contact met cursisten van mijn yogastudio in Zaandam,

via social media, mijn nieuwsbrief en ook via e-mail en telefoon.

Begin van dit jaar vertelde één van de vrouwen mij dat haar jongste dochter zou gaan sterven. 

Over dit diepe verdriet en de rouw schreef ze dit prachtige en in alle vezels (in)voelbare gemis.

Ik mag het met haar toestemming delen.

Ik denk namelijk dat het velen zal helpen, vooral ook in het besef dat het kleine hier en nu de liefde is die nooit verdwijnt.

 

Mijn volkstuin, mijn troosttuin

 

Soms is verdriet zo groot, daar zijn geen woorden voor, dan kun je alleen maar gadeslaan.

 

Met mijn rug in de schaduw van de overhangende kamperfoelie, zit ik soms urenlang in mijn tuin, een beetje achteraf en haast onvindbaar.

Ik kijk dan om me heen. 

Ik zie de streep glinstering van de smalle vijver links van mij, veel kroos, maar weinig algen dit jaar. 

De kikker van cement kijkt lui naar de waterlelie die maar niet wil bloeien. 

Mijn blik dwaalt verder over de heg waarachter het pad en tuinhuisje van de buurman.

Zijn huisje ligt half verscholen achter de enorme bladeren van een bananenboom, 

die het dankzij de winterverpakking heeft overleefd.

 

Als ik omhoog kijk zie ik enkele rode roosjes die in de oude appelboom geklommen zijn en wat kleur geven aan de wirwar van donkere takken.

Een specht, mijn specht, heeft drie ronde gaten in het dode deel van de dikke zijtak gehamerd.

Het vogelhuisje heeft hij al in eerdere jaren te grazen genomen, nu hangt er een betonnen exemplaar tegen de boom.

Daaronder staat de fiets met de grote tassen aan weerszijden om van alles in te vervoeren, rijpe tomaten of lege verfblikken. 

De fiets brengt mij van huis naar tuin.

Als ik fiets overvalt mij soms het verdriet, maar zodra ik het piepende tuinhek open daalt er rust op me neer.

 

Iets links voor mij staat de kersenboom, waar geen kers kon rijpen. 

Al voordat er enige verkleuring kon plaatsvinden hebben de groene halsbandparkieten hun slag al geslagen.

Ik zie mijn wilgje dat groeit en groeit en meerdere keren per jaar een knipbeurt nodig heeft.

Het stukje gras verdort door de droogte.

Kattenstaart en ijzerhard wedijveren om het mooiste paars.

 

Recht voor mij het huisje. Een oud huisje, dat op het moment goed in de verf wordt gezet zodat het nog jaren mee kan.

De afgebladderde kozijnen werden lelijk en de delen waar voortdurend de zon op staat zagen er dof en glansloos uit. 

De haveloze staat maakte mij onrustig, maar nu stelt het huisje me gerust, ik wil hier voorlopig nog blijven.

Ik kan zitten in het huisje als het regent, of in slaap vallen als ik moe ben.

Voor het huisje staat op het terras de grote tafel met het blauwe kleed. 

Verdroogde bloemen in een vaas die ververst moeten worden, maar even geen puf.

Rechts van het huisje staat een kleine kas. 

Van hieruit kan ik de nog groene maar ook de al plukrijpe rode tomaten zien hangen.

Wat ik niet kan zien is de aubergine, die prachtige plant met de lila bloemetjes, waarvan ik gister de eerste glanzende vrucht heb geplukt en meteen 's avonds verwerkt in een verrukkelijk gerecht met zelf gekweekte tomaten, ui en knoflook. 

 

Het was sinds tijden dat ik weer echt iets lekkers voor mezelf heb klaargemaakt. 

In de kas staat nog een Japanse orchidee waar ik eigenlijk geen raad mee weet. 

Hij moet de grond in maar de juiste plek is moeilijk te vinden.

Voor de kas groeit als wonderplant van dit jaar de kokarde. 

Ontelbare bloemen, geel oranje met een donker hart op hoge zwierige stengels. 

Ze bloeien al vanaf het voorjaar en zijn niet te stuiten. 

Het blijkt een droogteminnende plant te zijn en dit uitzonderlijk droge jaar is precies wat ie wil.

 

De blauwe aardappelen die ik vorig jaar had, waren deze keer niet te krijgen. 

Deze oer-aardappels uit Peru vonden grote aftrek bij mijn dochter vanwege de heerlijke smaak en de gezondheidsclaims die zij er aan toedichtte.

De paarse bonen zijn te laat. 

Ze zijn op tijd, maar voor mijn dochter te laat. 

Speciaal voor haar gezaaid. 

Ik laat ze hangen of geef ze weg.

 

De knoflook kreeg te veel water in de winter en is maar klein gebleven, de selderijknol bleef ook te klein maar door de droogte van de zomer.

Achter de nu uitgebloeide, maar door bijen en hommels druk bezochte lavendel staat een appelboompje. Twee appels is de oogst. 

Het vlammend rood van de melde geeft kleur aan de groene achtergrond van appelboom en vlier.

 

Het is allemaal zo vertrouwd en toch elk jaar weer anders. 

Als ik zo om me heen kijk vind ik troost in alles wat ik zie. 

In de groei en in het verval, in wat gelukt is en wat niet. 

Hier in de tuin hoef ik me alleen maar druk te maken over de bieten die dit jaar wat achter bleven.

Of over de door vele slakken aangevreten rode kool. Niet meer te eten, maar ik laat hem staan vanwege de prachtige zilverpaarse bladeren.

 

Dan hoor ik stappen op het pad, de buurman loopt langs, een arm gaat omhoog en hij verdwijnt in zijn eigen groen.

Soms spring ik op, ik zie iets wat nodig gedaan moet worden, een uitgebloeide roos moet geknipt of nog liever, er moet gewied worden!

Een stukje grond met kleine kiezels is overwoekerd door springklaver. Ik ga op de knieën met een emmertje naast me en begin te wieden.

Een ontspannende bezigheid waarbij je je gedachten kunt laten dwalen terwijl je gewoon aan het werk bent!

 

Duizend werkjes houden mij bezig, leiden me af.

Het waterbakje van de egel moet bijgevuld en ook het vogelbadje van de buurvrouw die een weekje weg is.

Zo kan ik urenlang mijmeren en tegelijkertijd bezig zijn in mijn volkstuin, mijn troosttuin.